Abhiroop was een tevreden man. Hij was gelukkig. Hij hield van zijn familie. Hij was oprecht in zijn werk en werd beloond met een promotie van officier van klasse B naar officier van klasse A. Meer van het leven kon hij echt niet wensen. Ook zijn vrouw leidt een gelukkig leven; ze hield van Abhiroop. Ze had geen moeite met het simpele leven, ondanks dat ze vóór haar huwelijk tot een gezin uit de hogere middenklasse behoorde. Aparna had echter één klacht: ze wenste dat haar man wereldser was. Ze wenste dat hij mensen niet louter op het eerste gezicht zou beschouwen. Ze wenste dat hij zou protesteren als er iets niet klopte. Ze bad dat haar man niet zo naïef was. Maar dit alles stond op het punt te veranderen.