Hajo wil naar zee als scheepsjongen op het schip van schipper Bontekoe. Zijn moeder, die haar man op zee heeft verloren, doet er alles aan om hem aan wal te houden, maar de roep van de zee is te sterk en Hajo's aanwezigheid op het land brengt niets dan ellende. Padde, het onhandige vriendje van Hajo, kan geen afscheid van hem nemen. Hij springt vlak voor het vertrek aan boord en er wordt besloten dat hij meereist tot Harlingen, waar ze buskruit in moeten laden. Daar zal Padde met een tjalk mee terug naar Hoorn varen. Padde valt echter in slaap en wordt pas wakker als ze al op zee zijn. Aan boord sluiten Hajo en Paddde vriendschap met Rolf, een jongen die al kan lezen en schrijven. Op hun tocht naar de Oost beleven ze samen met schipper Bontekoe veel spannende avonturen. Als na een brand aan boord het hele schip de lucht in vliegt weten Hajo, Padde en Rolf uiteindelijk aan boord van een sloep te komen. Schipper Bontekoe lijkt te zijn verdronken. Dagenlang dobberen ze op zee rond, zonder eten, zonder drinken. Maar dan komt Java inzicht. Op Java worden ze allerminst hartelijk ontvangen, maar met behulp van de mooie Dolimah maken ze een spannende tocht door de jungle.