In de jaren zeventig groeit de jonge Pi op in Pondicherry, India. Als zoon van een dierentuineigenaar heeft hij veel contact met prachtige, exotische dieren. Onder meer met de Bengaalse tijger Richard Parker, al waarschuwt zijn vader hem dat wilde dieren absoluut niet te vertrouwen zijn. Als de jongen zeventien is, besluit zijn vader de dierentuin te verkopen om naar Canada te emigreren. Het hele gezin inclusief een aantal van de dieren vertrekt op een vrachtschip richting de nieuwe bestemming. In het holst van de nacht voltrekt zich midden op zee een ramp als het schip in extreem weer terechtkomt en uiteindelijk zinkt. Pi weet het drama te overleven en belandt samen met de levensgevaarlijke tijger Richard Parker in een reddingssloep. De twee schipbreukelingen leren gaandeweg dat ze elkaar keihard nodig hebben om deze zware beproeving levend te doorstaan.