TVgids.nl
Klik op 'toestaan' om meldingen van TVgids.nl te ontvangen.
Film
De levensgevaarlijke reuzenhagedis Godzilla komt oorspronkelijk uit Japan. Daar is hij al sinds 1954 in films te zien.
Na ruim veertig jaar in Japan maakt Godzilla in 1998 de overstap naar Hollywood. Dat betekent dat de huizenhoge hagedis nu eens niet Japanse steden platstampt, maar dat hij stevig huishoudt in New York.
Hoe Godzilla daar terechtkomt? Na uit de hand gelopen Franse kernproeven zet een door radioactieve straling tot bizarre proporties gegroeide hagedis koers naar The Big Apple.
Eenmaal in New York ontdekt bioloog Nick Tatopoulos (Matthew Broderick) dat Godzilla niet alleen gebouwen verwoest, het lijkt er ook op dat ze een nest aan het bouwen is. En als dieren een nest bouwen, betekent dat vaak dat ze eieren gaan leggen. Eén megahagedis is al gevaarlijk genoeg, maar met allemaal kleine Godzillaatjes erbij wordt het natuurlijk alleen maar erger.
Daarom gaat Nick samen met de Franse geheim agent Philippe Roaché (Jean Reno) op zoek naar die eieren om ze te vernietigen voordat ze uitkomen.
Godzilla mag dan wel de overstap naar Hollywood hebben gemaakt, dat wil niet zeggen dat het Japanse Toho Studios zijn creatie zomaar uit handen heeft gegeven. Het productiebedrijf gaf regisseur Roland Emmerich een document met regels waar hij zich aan diende te houden.
Dat was een flinke waslijst: 75 pagina's aan do’s en don’ts voor Godzilla. Van zijn uiterlijk (Godzilla mag maximaal drie tenen aan iedere voet hebben en vier vingers aan iedere hand) tot het soort film dat Emmerich zou maken.
Hij mocht niet de draak steken met Godzilla. Ook niet onbelangrijk: het bekendste filmmonster van Japan mocht niet sterven.
Partnerbijdrage
B&B Vol Liefde Petra en Lieske hinten op eigen tv-programma
10:12Manuel Venderbos hoopt op comeback bij Shownieuws in 2026: 'Nog stille hoop'
10:09De streamingtip van de week: Goodbye June op Netflix
09:33Cheyenne Löhnen verrast door GTST-exit: 'Ik had graag langer willen blijven'
08:17De TV van gisteren: Kijkers vol lof over interview van Humberto Tan met Martijn Krabbé